Contactgegevens
p.v. Steeds Verder
Stinzenlaan 85
7392 AD Twello
contact@steedsverder.nl
Bob Berendsen
• 2 november 2016 •
Enkele weken geleden kwam ik een zeer goed inhoudelijk artikel tegen van de hand van Herman Kroon van De Kroonduif Racingpigeons. Dit artikel omvat veel waardevolle tips om de verliezen met jonge duiven aanmerkelijk terug te dringen. Persoonlijk vind ik dat iedere duivenliefhebber dit artikel eens gelezen moet hebben zodat de verliezen waar veel liefhebbers mee te maken hebben kunnen worden terug gedrongen.
Vergeet niet het op te slaan in het mapje 'Waardevolle Tips' op uw computer ;-)
Artikel by Herman Kroon - Verliezen jonge duiven
Beste vrienden,
Ik heb enkele jaren terug een onderzoek onder liefhebbers gedaan om verliezen te achterhalen. Mogelijk staan er dingen in het volgende verslag hiervan, die onzin zijn, sowieso zullen er meer factoren spelen, maar mogelijk zitten er enkele nadenkers tussen. Het is ondertussen wel een hele preek van "een profeet die brood eet"..., ofwel, wist ik het maar wat het exact kan zijn. Het is uiteraard een combinatie van factoren en de een zal dit artikel mogelijk met een glimlach lezen, de ander met een 'grimlach'....
Verliezen bij jonge duiven;
Hoofdoorzaak; (Zuid)oostenwind waardoor een enorme lading luchtvervuiling door fijnstof en smog onze kant op komt. In het zuidoosten ligt een zeer grote gordel van steden en fabrieksterreinen. Denk alleen al aan het “Ruhrgebied”.
Dit is overigens van alle tijden!! Ook vroeger waren er verliezen met oostenwind, maar minder heftig als tegenwoordig en veel meer nakomers.
Daarnaast zijn er nog tal van zaken te noemen die het probleem verergeren, alhoewel het per liefhebber en per streek verschilt.
Dit stuk is bedoeld om de problematiek rond het thema verliezen van jonge duiven te verhelderen. Immers wil je “de vijand” bestrijden, dan is het belangrijk dat je hem kent!! Ik besef dat alleen de grote lijn wordt weer gegeven. Voor ieder persoon en situatie zal er nog wel meer oorzaken te bedenken zijn, maar hier gaat het over de meest genoemde oorzaken
Elk jaar weer kweken we vol goede moed een beloftevolle ronde jonge duiven. We verzorgen ze met de bedoeling er een peloton fijne vliegduiven aan over te houden, waar we jaren van kunnen genieten. En elk jaar komt dan weer vroeg of laat de klap, die nog weken nadreunt, in de vorm van een (bijna) leeg jonge duivenhok.
Omdat de verliezen van m.n. de jonge duiven steeds drastischer worden, wilde ik eens zo veel mogelijk feiten op een rijtje zien te krijgen. Doordat er zoveel vraagtekens zijn rondom de verliezen, gaan veel melkers verschillende zaken de schuld geven. Men zoekt het in het weer, vergiftig voer, de bodembedekking in de manden, toegenomen elektriciteit en elektronische smog in de lucht, het vervoer in de vrachtwagen, zonnestormen, inversie enz. enz. We wijzen naar het verleden toen je kon inkorven wat je wilde en hoe je wilde en waarbij je niets kwijt raakte. Ik heb die tijd ook meegemaakt en kan bevestigen dat dit waar is.
Wat ik heb gedaan is, alle bekende informatie over verliezen van jonge duiven verzamelen. Daarnaast heb ik een 20 tal liefhebbers aangeschreven d.m.v. een vragenlijst. Dit in de vorm van een enquête. Daarbij stond de voorgeschiedenis van de jonge duiven, de huisvesting en verzorging, het africhtprogramma en de omstandigheden waarbij duiven verloren gaan, centraal. Daarnaast kreeg de liefhebber de mogelijkheid om zelf eventuele oorzaken aan te geven. De reacties kwamen uit bijna alle afdelingen. Alleen van afdeling 3 en 10 heb ik geen gegevens uit de 1e hand. Ook heb ik er actuele gegevens van bekende en gewaardeerde schrijvers als Ad Schaerlaeckens en Steven van Breemen er bij betrokken.
Ondanks dat ik met vanwege de hoeveelheid informatie me wil richten op de hoofdlijnen, hoop ik wel de kern te pakken te hebben. U kent het spreekwoord; ‘uitzonderingen bevestigen de regel’, maar het gaat ons om de hoofdlijn.
Het voert te ver om alle correspondentie letterlijk weer te geven. Bovendien heb ik de liefhebbers toegezegd om hun gegevens vertrouwelijk te behandelen.
Waar het om gaat is om te zien of er een hoofdzaak aan te wijzen is, en of er bepaalde gegevens regelmatig terug komen, of dat sommige aspecten per liefhebber gebonden zijn. De uitkomst van dit onderzoek wordt gepresenteerd in de vorm van conclusies en aanbevelingen. Wat maakt het grote verschil met ”vroeger” voor wat betreft de verliezen? Wat is het verschil per liefhebber en in welke situatie treden verliezen op??
Voorop staat dat we er van uit gaan dat de postduif geboren wordt met het vermogen om te kunnen oriënteren. Dit in meer of mindere mate aanwezige vermogen, dient wel ontwikkeld te worden. Als voorbeeld neem ik een kind met een gave voor tekenen. Ook goede kunst is 10 % creativiteit en 90 % hard werken!!
Voor dit kind een gevierd kunstenaar zal zijn, moet het zich bekwamen in diverse technieken en kunnen werken met verschillende materialen. Dit betekent oefenen, oefenen en nog eens oefenen.
Zo ook onze duiven. Ze zullen hun talent moeten ontwikkelen door oefenen en oefenen! Tijdens deze opleiding doen zich makkelijke, moeilijker en zeer gecompliceerde situaties voor.
Eerst wil ik het onderscheid maken in verklaarbare verliezen en onverklaarbare verliezen. De verklaarbare verliezen kun je haast van te voren zien aankomen. Soms is zo’n dag van verklaarbare verliezen.
De hele week is het vriendelijk zomerweer met af en toe een mals buitje en de wind Zuidwest. Vrijdagavond draait de wind naar de zuidoosthoek (de gevaarlijkste hoek), blijft daar ’s zaterdags staan en valt er ’s middags een enorme bak regen. Resultaat; een traag verloop en geen nakomers. Helemaal verklaarbaar. Dit zijn verliezen waar iedereen, waar hij of zij ook woont, mee te maken heeft.
Maar wat in situaties, waar we gissen naar de reden…
Alvorens hier op in te gaan, wil ik een zeer opvallende zaak uit het onderzoek melden. Het is heel opmerkelijk dat de mensen uit afdelingen die bij de Noordzee liggen, de minste verliezen kennen. De mensen die gereageerd hebben uit afdeling 6 en 11 en in mindere mate afd. 5 en 4 kennen verhoudingsgewijs veel minder tot praktisch geen verliezen. Ook op bovengenoemde zaterdag 2 augustus. Hoe verder landinwaarts, hoe hoger de verliezen.
Een voorbeeld; liefhebber A speelt in afdeling 6 Noord Holland. Hij woont hemels breed zo’n 25 km van de Noordzee. De africhtingen worden gestart met 82 duiven tot zaterdag 2 augustus zijn daarvan nog 80 aanwezig, waarna er op de bewuste zaterdag (met de verklaarbare rampvlucht; plotselinge Zuidoostenwind en regen) 6 stuks verloren gaan. Hij heeft er dus nog 74! Deze duiven zijn zelf 2x op 5 en 2x op 15 kilometer zelf weggebracht.
Liefhebber B speelt in afdeling 8. Hij maakt veel werk van de duiven ook met africhten. De duiven zijn kerngezond, worden door een bekende duivenarts gecontroleerd en op de 1e vluchten klasseert hij zich steeds bij de 1e 4 duiven in de club, waaronder ook de 1e. Prima resultaten dus, ware het niet dat deze liefhebber gestart is met 70 jongen en er nu nog 6 in de running heeft…
Qua verzorging en voer en jonge duiven ziektes verschillen beide liefhebbers weinig. Er zijn slechts 2 opmerkelijke verschillen en dat is ten 1e de woonplaats van de liefhebber. Waar de liefhebber in afdeling 6 slechts geringe en verklaarbare verliezen heeft, hebben zijn clubgenoten dat ook. Bij liefhebber B in afdeling 8, zien we dat de massale verliezen ook bij clubgenoten plaats vinden.
Het 2e verschil is het feit dat liefhebber A helemaal in de voorvlucht woont en liefhebber B ver in de overvlucht. Als bij liefhebber A de duiven voor de 1e keer een massale lossing mee maken, betreft het een kort vluchtje. Bij liefhebber B kun je daar meteen 50 kilometer bij op tellen. Dit werd door liefhebber B ook als groot bezwaar aangegeven. Massale lossingen op vrij snel een grote afstand geeft volgens hem grote problemen.
In afdeling 7 zien we hetzelfde patroon. Verenigingen waar maar weinig werk wordt gemaakt van de africhtingen, verliezen weinig duiven. Waarom zou je dan ook veel africhten?! In de verre overvlucht is het dramatisch. Een club als voorbeeld welke 50 kilometer in de overvlucht ligt. Gestart op de 1e verenigingsafrichting met 750 jonge duiven. Hierbij moet opgemerkt worden, dat enkele leden hieraan nog niet meededen, daar ze zelf fanatiek africhten. Op de 3e jongeduiven vlucht werden er nog 177 ingekorfd. Een verlies van maar liefst 570 duiven in 1 maand!! Een verliespercentage van 77%!!
We gaan naar liefhebber C. Hij woont in afdeling 12 “De Kuststrook” Hij is nog maar kort duivenliefhebber en hoewel de materie voor hem helemaal nieuw was, heeft hij er goed over nagedacht en is betrekkelijk snel op de hoogte van alle ins en outs van de sport, inclusief waar het om draait, namelijk; Goede duiven! Liefhebber C heeft geen verliezen. Zaterdag 2 augustus was voor zijn vereniging ook een problematische vlucht. Ook daar plensde het van de regen en was dit de reden voor een slecht verloop. De liefhebbers die veel hadden afgericht, hadden op deze vlucht overigens weinig tot geen verliezen. De onervaren duiven hadden wel een probleem. Dus bij verklaarbare rampvluchten heeft het zeker zin om goed te hebben afgericht. De kans op nakomers wordt aanmerkelijk groter.
Liefhebber D woont midden in het land en ook midden in het “rampgebied”. Hij heeft alles voor zijn duiven over en wil tot het eind controle houden over de situatie. Hij hoopt door slim na te denken de dans te ontspringen, maar ook hij krijg de “klap met de hamer” te verwerken. Hij heeft de jongen zelf stapsgewijze 6 keer opgeleerd tot 15 kilometer. Hij past alle ooit genoemde aandachtspunten toe en gaat elke keer pas verder als de duiven eerder thuis zijn dan hem! Dan komt de 1e hindernis op zijn pad, een brede rivier. Liefhebber D weet dat hierdoor het aardmagnetisch veld ernstig wordt verstoord en besluit de jongen minstens 10 kilometer over de rivier te lossen. De wind zit in de zuidwest hoek en het zicht is prima. De duiven zijn eerder thuis dan hem, maar D laat zich (nog) niet verschalken na een paar keer met duivenweer op zo’n 30 kilometer gelost te hebben, durft D het aan om nu op dezelfde plek te lossen met Zuidoosten wind. Om 11.30 uur gaan de duiven eruit. Ze weten de weg inmiddels, dus met Zuidoost moeten ze daar steun aan hebben, zo redeneert D. En verdraaid het duurt even voordat de duiven hun koers bepalen, maar eenmaal op stoom, springt D in de auto, om vervolgens te constateren dat de duiven het weer hebben gewonnen.
D heeft op dit moment alle duiven nog en heeft ze geleerd om vanaf 30 kilometer met zuidoostenwind de weg naar huis te vinden.
Dan komt D voor een dilemma te staan. Hij heeft tot heden niet mee gedaan met de verenigings en rayons africhtingen en heeft van de 28 duiven er nog 24. Daarmee is hij van een kleine liefhebber een grote inkorver in de club geworden.
Echter De tijd van de klap is voor D aangebroken. Aan het eind van de week staat de 1e jonge duivenvlucht op het programma. Woonde D in de voorvlucht, dan bedroeg de afstand zo’n 95 kilometer, echter D woont tegen de uiterste bovengrens van het rayon en zijn duiven zullen de sprong van 30 kilometer op dinsdag naar 140 kilometer of de volgende zaterdag 191 kilometer moeten maken. Wat is wijsheid. D besluit om woensdag nog 1 keer te gaan rijden. Als hij de losplaats waar het dinsdag zo goed ging, nadert, besluit hij om nog 20 kilometer door te rijden. Immers het ging steeds goed en wat maken die 20 kilometer extra nu uit. Zaterdag is ook zuidoosten wind voorspelt en hebben ze 140 kilometer te gaan…
Doet hij niet mee, dan mist hij de aansluiting bij het jonge duiven programma.
De duiven gaan er uit en liggen na een halve cirkel al op koers. D springt snel in zijn auto en verwacht weer het te moeten afleggen tegen het peloton jonge duiven.
Als hij na ruim 10 kilometer snelweg in de spiegel kijkt, ziet hij een grote groep duiven een 300 meter achter hem over een bosrand komen en de snelweg volgen. Gek, het lijken er wel veel meer dan 24, maar ja, zal wel goed zijn toch!
Als D thuiskomt, zitten er 4 duiven op de klep inclusief een vreemde die bij het inladen werd opgemerkt door een kleurring. Deze duif heeft maar 1 nacht overnacht en is er eerder dan vele getrainde duiven. Waar is de rest?? Over de hele dag druppelen er slechts 10 binnen, De volgende dag nog 8 zeer vermoeide duiven. Deze zijn voorlopig niet zo geschikt om te spelen. Tenslotte komen er 20 terug en worden er maar liefst 3 opgegeven. En alle 3 in dezelfde hoek van het land. Een liefhebber vertelde dat afdeling 8 op dezelfde dag daar ergens een lossing had.
Na deze ervaring zal liefhebber D nooit meer opmerken dat kruislossingen bij onervaren jongen, flauwekul zijn!!Tegen beter weten in, zaterdag toch maar ingekorfd voor 191 kilometer. De duiven hebben een week rust gehad en de wind stond de hele week in de zuidwest hoek. Maar pats! Zaterdag de wind weer zuidoost en liefhebber D krijgt er nog 10 thuis, waarna het urenlang begint te stortregenen. Een klap die D niet meer kan verwerken en hij stopt.
Ik denk dat het dilemma van D voor velen herkenbaar is. Waar doe je nu wijs aan???
Terwijl bij de verdere vluchten en afstanden de kans op verklaarbare verliezen gelijk blijft, nemen de onverklaarbare verliezen af. Dit heeft 2 redenen en wel de duiven die hier het beste mee om kunnen gaan of er met geluk of wijsheid doorheen zijn gerold hebben geleerd om met de moeilijkheden om te gaan.
Even tussendoor; waarom zijn de verliezen aan de zeekant en in augustus minder dan in de rest van het land en hoogzomer? Dit heeft “waarschijnlijk” te maken met het nauw mildere klimaat aan zee en in augustus. Meer vocht in de lucht, waardoor het risico op droog snot en oriëntatieproblemen vermindert. Luchtvervuiling hecht zich aan vocht en slaat ’s nachts neer in de vorm van dauw.
Let op; als het in augustus drukkend heet is en oostenwind, dan zult u ook met de onervaren jongen op de navluchten geheid in de problemen komen.
Vastgesteld kan worden dat de verliezen bestaan uit een combinatie van factoren. De hoofd oorzaak is de (zuid)oostenwind die de onervaren jongen parten speelt. Daarnaast zijn er een aantal bij oorzaken, die ik stuk voor stuk zal noemen. Hoe meer deze factoren gezamenlijk optreden, hoe groter de verliezen.
Nu eerst terug naar de hoofdoorzaak; Wanneer er oost in de wind zit, de lucht strakblauw is en het een warme dag beloofd te worden, is het voor redelijk onervaren duiven gewoon foute boel. Ook al heeft men 20 of meer keren zelf afgericht, dan nog kunnen de gevolgen desastreus zijn. Zelfs aan huis kunnen de jongen nog verspeeld worden, als ze onverwacht hoog en ver gaan trekken.
Complicaties;
1. Plotselinge weersomslag
2. Voor het eerst met de wagen mee
3. Rivieren en meren
4. Elektriciteitscentrales en hoogspanningskabels
5. Gebrek aan weerstand
Verliezen van jonge duiven in het verleden;
Vroeger waren de verliezen er veel minder, maar ook toen waren er desastreuze verliezen igv extreme weersomstandigheden!!!!! Denk aan de langdurig warme zomer van 1976 en wat Breuer daarover schrijft in het boekje; “Zo vader, zo zoon”.
Duiven zijn ook te eenzijdig geworden. Gust Christiaans uit Humbeek zei 30 jaar geleden al; Als je alleen maar kweekt uit snelle rakkers voor het mooie weer, raak je de jongen op den duur steeds kwijt.
Het is niet voor niets dat op rampvluchten veel overnachtspelers geen pluim verliezen!
Een duif die voor de vluchten wordt ingezet, moet aan een aantal voorwaarden voldoen;
1. Er aan toe zijn.
2. Een perfecte gezondheid hebben.
3. Oriëntatievermogen hebben.
4. Aan huis voldoende hebben gevlogen, maar ook weggetrokken.
5. Gelukkig zijn op het hok. Voldoende territorium bezitten. Gehecht zijn aan het hok, de baas enz.
6. Een zeer goede voorbereiding/basisopleiding hebben gehad.
Uiteraard bevestigen uitzonderingen de regel. Ook ik ken mensen die ze met de bezem van het hok moesten jagen en vervolgens toch jonge duiven kampioen werden. Waar het ons om gaat is om zoveel mogelijk oorzaken van de verliezen uit te sluiten.
Nog even over de gezondheid; de koppen moeten hoe dan ook schoon zijn. En dan raken we een moeilijk punt. Bij een liefhebber die zijn duiven laat harden aan de natuur en behoudens een eenmalig geelkuurtje (of zelfs dat niet) nooit tegen de koppen kuurt, hoeft het niet zoveel te betekenen als een jong eens aan de kop krabt, maar komt dit bij een standaartkuurder voor, dan kan het desastreus zijn voor de wedvluchten. De keel moet bleekroze zijn het keelgat rustig en niet te groot, geen slijmdraadjes en zeker geen gesnotter als je de neusdoppen even dicht houdt. De gehemeltespleet iets open. Ook de snavel in je oor houden om de ademhaling te beluisteren kan ons veel vertellen. Is je duivenstam eenmaal gewent aan medicijnen tegen de luchtwegen, dan zou ik de jongen elke donderdag een kuurtje door het water verstrekken, anders ben je "de Sjaak" voor je het weet! Ornithose kan zo latent aanwezig zijn dat je het amper merkt. Het allerbeste is natuurlijk de regelmatige controle bij de duivenarts. Dan speel je op save en voorkom je misschien het circuit van medicijnen.
Wat het gevaarlijkste is, is het zogenaamde “Droog snot”. Dit treedt voornamelijk op als het op de hokken te droog is en dus de wind (alweer) uit de oosthoek waait.
En; ‘ met de medicijnen kwamen ook de ziektes’. (citaat A.S.)
Duiven die kunstmatig gezond gehouden worden, houden hun weerstand niet scherp en geven dit genetisch ook weer door aan hun nageslacht! We moeten terug naar de zg. boerenduiven!!
Wat de baas betreft; die moet;
1. Kweken uit goede en gezonde duiven.
2. Zorgen voor een goed hok, waarin de jongen zich plezierig voelen. Een ren is een must, zodat de jongen niet teveel vervreemden van de natuur.
3. Een goede planning hanteren, zodat alles op tijd gebeurt.
4. De jongen wennen aan regelmaat en ze de tijd geven een goede weerstand tegen kinderziektes op te bouwen.
5. Zo min mogelijk kuren, of naar een stam toe werken waar zo min mogelijk hoeft gekuurd te worden.
6. Zeker geen jongen steeds bijplaatsen. Dit is meestal vragen om problemen!
7. De jongen een gedegen opleiding geven.
8. Niet meer kweken uit duiven, waarvan de jongen steeds wegvliegen.
U heeft de goede duiven. Ze trainen goed en trekken regelmatig weg. Ze hebben de meeste kinderziektes achter de rug, zijn op tijd geënt en zijn er aan toe om opgeleerd te worden. Voor een goede basis is nu gezorgd. We gaan starten met hun opleiding. Dit betekent dat de basisoriëntatie ontwikkeld en aangepast moet worden voor verschillende vliegsituaties. Duiven moeten leren bij felle zon en droge oostenwind te oriënteren, idem bij regen. Hiervoor heeft de duif verschillende systemen, die wel ontwikkeld moeten worden.
1. Geef de duiven veel vrijheid. Ze leren dan beter met zon, regen, kou en warmte om te gaan en de gevaren van de roofvogel!!
2. Maak de hokken niet te donker. Het verschil met het felle zonlicht buiten wordt anders wel erg groot
3. Geef ze regelmatig een bad, maar laat ze niet nat buiten of de nacht in gaan.
4. Wen de jongen regelmatig een nacht in de mand.
5. Leer ze eten en drinken in de mand.
6. Begin op te leren in kleine stapjes.
7. Zorg er voor dat de koppen (luchtwegen) hoe dan ook schoon zijn. Is dit niet het geval, dan is oriëntatie een groot probleem.
8. Ga niet opleren midden op de dag. Is het warm en volop zomer, kan je ook ’s avonds vanaf 19.00 uur opleren.
9. Een volière voor de jonge duiven is ook een goed idee.
10. Zit er oost in de wind, onderbreek dan uw opleerprogramma en ga terug tot 5 tot maximaal 10 kilometer.
Zijn de duiven voldoende opgeleerd, dan kan er gewerkt worden om eventuele gevaren te voorkomen. Ik weet ook niet overal een antwoord op, maar wil wat op een rij zetten;
1. Zorg er voor duiven te hebben met teritoriumdrift!!
2. Leer jongen niet vlak over het water op. Verliezen zijn dan verzekerd!! waarom??? waarschijnlijk verstoring van het magnetisch veld. Rijdt dan liever 5 a10 kilometer verder, zodat ze op de route zitten als ze oversteken en zorg voor wat ervaren duiven mee om zo snel mogelijk de jongen de rechte lijn te leren.
3. Leer de jongen niet op in de omgeving van elektriciteitscentrales en hoogspanningsleidingen. Ook hier verstoring van het magnetisch veld.
4. Trekken de jongen onvoldoende, leer ze dan in een cirkel van 10 km van huis een aantal malen op, zodat ze leren vanuit een andere richting het hok te vinden. Uiteraard geleidelijk en niet ineens van tegengestelde richting. Als je dat wel zou doen, nadat ze de vliegrichting al veel geoefend hebben, ben je ze geheid kwijt.
5. Leer ze eens op tegen de nacht, zodat ze moeten overnachten en er pas de volgende morgen zijn. Heel leerzaam.
6. Tijdens de vluchten nog 1x per week wegbrengen een km of 25, maar dan wel in de vliegrichting!!
7. Er zijn mensen die de tijd hebben de jongen elke dag te lappen. Voor de vluchten zijn ze al 25 keer weggeweest tot 35 km. Als de vluchten starten hebben deze spelers geen verliezen meer. Zelfs met regen gaan de jongen eruit, al is het dan maar van 5 a10 km. Dat valt niet mee om daar tegen te moeten spelen met onervaren jongen die amper trekken!!
8. Het opleren starten met tegenwind is erg gevaarlijk. De duiven zitten dan laag en vliegen gemakkelijk in de draden!
9. Wat ook een groot probleem is, is een plotselinge wisseling van het weer. Tot vrijdag is het druilerig weer, maar op zaterdag is het ineens stralend weer met een strakblauwe lucht. Geen succes verzekerd!! De jongen weten niet wat ze meemaken!
10. Tenslotte dorst. Ik heb eens op de Zeelandbrug op een snikhete zomerdag ruim 50 doodgereden duiven geteld. De wegspiegeling deed ze aan water denken, waarna ze aangereden werden.
11. Ook zag ik tijdens een zaterdagse wedstrijd, overkomende duiven in volle vaart het meer waar ik zat te vissen, in duiken om al klapwiekend te drinken alvorens hun weg te vervolgen. Een spectaculair gezicht!!
Conclusie; Wilt u op de jonge duivenvluchten spelen en zo min mogelijk verliezen,
Start dan zo vroeg mogelijk met zo veel mogelijk opleren en doe er alles voor om ze getraind en wel te laten beginnen. De “inprentingsfase” is in de 1e paar levensmaanden!! Werk ook aan teritoriumgehechtheid. Dit is uiterst belangrijk voor de strijd tegen verliezen. De kans op verliezen wordt kleiner en de kans op nakomers wordt groter!!
Wilt u op safe spelen; leer ze dan op voor de navluchten of taartvluchten. Als jaarling zullen ze minder ervaren zijn en als het zwaar wordt (zuidoost), dan gewoon thuis houden! Als 2 jarige kunt u volop van deze duiven profiteren.
In afdelingsverband kan gedacht worden aan een flexibel programma, waarbij de vlucht afstanden aangepast worden aan het weer. Duiven die van korte afstand met de vrachtauto worden gelost hebben toch veel geleerd en veel mandervaring opgedaan
Slot;
Ik heb voor ons als liefhebbers de zaken op een rijtje willen zetten. Wij mensen zijn maar kort van memorie en voor we het weten, grijpen we een jaar later weer met de handen in het haar en lopen tegen dezelfde problemen aan. Ik hoop dat u voor een nieuw jonge duivenseizoen dit artikel nog eens rustig doorleest en daarna uw afweging zal maken over de te kiezen koers.
Herman Kroon